Portretten van het onzichtbare
over het werk van Kim Zeegers
Door Vincent Botella 2005
Wat zie ik wanneer ik jou aankijk? Zie ik jou, zie ik jouw gezicht, zie ik een stukje van mijzelf of dat alles bij elkaar? Kim Zeegers schildert geen portretten, al lijkt dat in eerste instantie evident. Ze werkt, daarentegen, met gezichten, de gezichten die als plooibare maskers tussen jouw en mijn innerlijk staan. Het heeft immers geen zin om een gezicht na te schilderen als je een portret wilt maken, want: ben jij je eigen gezicht? Niemand is zijn gezicht. Het gezicht spreekt, vertelt een verhaal, net als de stem dat kan, maar het is niet wat jij bent.
tHEATER
Het zijn de antwoorden op vragen als ‘wie ben jij? wie ben ik?’, die Kim Zeegers in dialoog met haar werk probeert te vinden. Sinds 1999 werkt Zeegers als beeldend kunstenaar, maar al ver daarvoor werkte ze met gezichten – haar feitelijke artistieke materiaal. Vanaf het midden van de jaren tachtig heeft zij als succesvol theaterregisseur intensief gewerkt met de expressie van het menselijk gelaat, op zoek naar een treffende verbeelding van innerlijk conflict, drijfveren, drama’s en groei. Indertijd lag alle nadruk op de communicatie met het publiek via de acteurs. Een doelgerichte bezigheid waarin ze een bepaalde, vaak intuïtieve, observatie van het menselijk innerlijk zo duidelijk – vaak extreem – mogelijk probeerde neer te zetten. Alle aandacht ging zodoende zitten in de regie van de acteurs en van, in feite ook, het publiek. Helderheid, scherpstelling en doeltreffendheid waren de voornaamste drijfveren van Zeegers als regisseur. Het uiteindelijke resultaat: transparantie.
De bron
In de loop der jaren voerde dit vermogen om te communiceren haar echter weg van de bron, de oorsprong, van haar drang naar expressie. Namelijk die allereerste intuïtieve observatie van de menselijke conditie, die vaak maar luttele seconden in beslag neemt. De overstap naar de beeldende kunst maakte het haar mogelijk te reflecteren op die innerlijke gevoeligheid, die zo vanzelfsprekend was dat ze altijd op de achtergrond had gefigureerd in haar theaterleven.
De dialoog met het schilderij in wording stelt de kunstenaar in staat te voelen waar het hem of haar werkelijk om gaat en op grond hiervan het beeld bij te stellen zonder vast te zitten aan deadlines, afspraken en plichten. Het risico van vrije beeldende kunst is natuurlijk dat je verzandt in een moeras van onduidelijke gevoeligheid, maar voor Zeegers betekent de gevoelsmatige reflectie die de schilderkunst mogelijk maakt een verdieping die het resultaatgerichte van het theater op den duur niet meer bood.
Het gezicht als haar meest vertrouwde expressiemiddel bracht haar aanvankelijk op het schilderkunstige portret. Dat leek logisch. Als je immers denkt aan schilderkunst en aan gezichten, kom je al gauw bij de eerbiedwaardige traditie van het portret uit. Ze leerde veel van het portretmatig werken en ontdekte ook het plezier van het schilderen, die eindeloze wisselwerking tussen hand, oog en geest.
Gezicht als expressiemiddel
Waarschijnlijk kunnen we daarom ook nog andere creatieve uitingen van Zeegers verwachten dan de schilderkunst alleen, die momenteel een prettig soort trage zelfreflectie oplevert. De portretten die ze aanvankelijk maakte gingen geleidelijk over in een serie werken die meer een innerlijk vermogen dan een werkelijk portret tot onderwerp hebben. Denken, kijken, voelen – ongrijpbare vermogens verbeeld door het gezicht van iemand die dat vermogen meer dan gemiddeld benut en uitdraagt: een filosoof, een kunstenares, een zanger. Dit bleek een belangrijk spoor voor Zeegers te zijn. Daarna ontstond een serie werken, uitgevoerd in uiterst transparante tinten, die een persoonlijke waarneming van Zeegers in het gezicht van de ‘geportretteerde’ onthullen: een innerlijk conflict, een belevingswereld, een staat van zijn. Subtieler en persoonlijker dan in de voorgaande serie, getuigen deze werken van Zeegers’ eigen proces van verdieping. Haar aandacht verschuift steeds meer van de waarneembare buitenwereld naar haar eigen intuïtief reagerende gevoeligheid. Ze beseft steeds meer, serie na serie, werk na werk, dat zij het is die ziet, in plaats van zich te concentreren op wat ze ziet om dit zo duidelijk mogelijk over te brengen, wat meer haar intentie als regisseur was.
Godinnen
Interessant is in dit verband de serie die hierop volgde: ‘portretten’ van (zelf bedachte) godinnen die mythische en spirituele krachten in ons van een gezicht voorzien. Voor zover je in de vorige serie kon twijfelen, maakt deze serie duidelijk dat Zeegers voorbij het persoonlijke gaat op zoek naar ‘ontmoetingen’ met de vele emotionele en spirituele ‘gezichten’ van haar eigen innerlijk. “Wie ben jij voorbij jouw gezicht? Wie ben ik die jou ziet van achter mijn gezicht?”, zijn de vragen die haar lijken te leiden. Langzaam geeft Zeegers zichzelf het grote en veelomvattende antwoord op deze vragen. Ze vindt zichzelf, wie ze werkelijk is, beetje bij beetje, terug in de gezichten die ze geeft aan haar waarnemingen en intuïties.
Innerlijkheid
Het is je gezicht dat verschijnt in de spiegel, maar jij bent het die dat gezicht in de spiegel ziet. En wie ben jij dan? Een pure, onvervreemdbare, levende innerlijkheid die zichzelf nooit volledig zal kunnen zien. Nog niet in duizend verschillende spiegelbeelden. Maar deze innerlijkheid, jouw ziel, kan zich wel tonen als gevoeligheid die geraakt wordt, zoals de snaar van een instrument zich laat horen wanneer ze geraakt wordt. De sluiers, die onze innerlijke en uiterlijke werkelijkheid gescheiden houden, worden gedurende die korte trilling voor even transparant. In de wijze waarop jouw ziel reageert op dat geraakt worden, laat ze een facet van zichzelf zintuiglijk waarnemen. Er is een brug geslagen tussen innerlijk en uiterlijk. Dat aangeraakte aspect van je innerlijk kun je een sprekend gezicht geven. Het zijn deze gezichten van het geraakt zijn die Kim Zeegers steeds duidelijker en met een steeds grotere transparantie toont in haar werk – aan zichzelf en aan de wereld.